Uitspraak in het Plat: /ma͡ɐkəldaç/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Mar·kel·dag
Pluralis: Mar­kel­daag m de Mar­kel­dag
[1]
geavanceerde woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: marken + Dag