Uitspraak in het Plat: /lɔu̯pplank/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Loop·plank
Pluralis: Loop­plan­ken f de Loop­plank
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Loop + Plank