Uitspraak in het Plat: /pɪnɡstɔs/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Pingst·oss
Pluralis: Pingst­os­sen m de Pingst­oss
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: pingst + Oss