Uitspraak in het Plat: /ɾɔu̯ɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: roh·ig
rohiger rohigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Avend weer ganz rohig.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Roh + -ig