zelfstandig naamwoord
Afbreking: In·t·ress
Pluralis: In­t­res­sen n dat In­t­ress
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik heff dor Intress an, en Boot to kopen.

Etymologie:

Woord afgeleid van: in