Uitspraak in het Plat: /kɪstmɔːkɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Kist·ma·ker
Pluralis: Kist­ma­kers m de Kist­ma­ker
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Kist + Maker