Uitspraak in het Plat: /fɾɛɪ̯kɔː͡ɐt/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Free·koort
Pluralis: Free­koor­ten f de Free­koort
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Intriddskoort, för de man nix betahlen mutt
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik heff twee Freekoorten för dat Kunzert wunnen!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: free + Koort