Uitspraak in het Plat: /fəɾklɛɪ̯dn̩/
werkwoord
Afbreking: ver·kle·den
[1]
geavanceerde woordenschat

Werkwoordvormen:

infinitief:
ver­kle­den
voltooid deelwoord:
ver­kleedt
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik ver­kleed
du ver­kleedst
he/se/dat ver­kleedt
wi ver­kleedt
ji ver­kleedt
se ver­kleedt
verleden:
ik ver­kleed
du ver­kleedst
he/se/dat ver­kleed
wi ver­kle­den
ji ver­kle­den
se ver­kle­den
voltooid:
ik heff ver­kleedt
du hest ver­kleedt
he/se/dat hett ver­kleedt
wi hebbt ver­kleedt
ji hebbt ver­kleedt
se hebbt ver­kleedt
conjunctief:
ik ver­kleed
du ver­kleedst
he/se/dat ver­kleed
wi ver­kle­den
ji ver­kle­den
se ver­kle­den
imperatief:
ver­kleed!
ver­kleedt!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: ver- + kleden