Uitspraak in het Plat: /dɔxtɐ/ 🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Doch·ter
Pluralis: Döch­ter f de Doch­ter Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Doch­ters f de Doch­ter
[1]
basiswoordenschat
Nedersaksisch:
Nakaam
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik heff twee Döchter un een Söhn.