Uitspraak in het Plat: /bɪn̩kant/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bin·nen·kant
Pluralis: Bin­nen­kan­ten f de Bin­nen­kant
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: binnen + Kant