Uitspraak in het Plat: /ka͡ɐkn̩lɛɪ̯t/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Kar·ken·leed
Pluralis: Kar­ken­le­der n dat Kar­ken­leed
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Kark + Leed