Uitspraak in het Plat: /biːbəlfast/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: bi·bel·fast
bibelfaster bibelfastst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
mit de Bibel vertroot
Duits:
Voorbeelden:
Pastoorn mööt bibelfast ween.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Bibel + fast