Uitspraak in het Plat: /bəlɛːfnɪs/ 🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Be·leev·nis
Pluralis: Be­leev­nis­sen n dat Be­leev­nis Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Be­leev­nis­se n dat Be­leev­nis
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
mitbeleevt Geschehn
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Dat weer en Beleefnis, wat man nich jeden Dag hett!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: beleven + -nis