Pluralis: Arms m de Arm Noord-Nedersaksisch, Pommersch
Pluralis: Arm m de Arm
[1]
basiswoordenschat
Nederlands:
arm
Engels:
arm
Duits:
Arm
Voorbeelden:
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
arm
Engels:
arm
Duits:
Arm
Voorbeelden:
De Fahnenmast hett twee Arms.
Identieke woorden ››› arm ❔︎