Uitspraak in het Plat: /lɛɪ̯ftɔːlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: leef·ta·lig
leeftaliger leeftaligst
[1]
perifere woordenschat
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: leef + Taal + -ig