zelfstandig naamwoord
Afbreking: Sti·cken
Pluralis: Sti­ckens m de Sti­cken
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:
Steek den Sticken rin.

Etymologie:

Woord afgeleid van: Stick
Identieke woorden ››› sticken ❔︎ sticken ❔︎