zelfstandig naamwoord
Afbreking: Mid·dag
Pluralis: Mid­daag m de Mid­dag
[1]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Wannehr eet wi Middag?

Etymologie:

Woord afgeleid van: Dag