Uitspraak in het Plat: /bəlɛmɐt/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: be·läm·mert
belämmerter belämmertst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Wat hebbt wi för’n belämmert Wedder.
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
sip
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Wat maakst du denn för en belämmert Gesicht?

Etymologie:

Woord afgeleid van: belämmern