Uitspraak in het Plat: /ɔpspan̩/
werkwoord
Afbreking: op·span·nen
[1]
geavanceerde woordenschat
actief
Nedersaksisch:
wat op Spannung bringen
Nederlands:
opspannen
Duits:
aufspannen
Voorbeelden:
Spann den Scherm op, dat fangt dat Regen an.

Werkwoordvormen:

infinitief:
op­span­nen
voltooid deelwoord:
op­spann­t
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik spann op
du spann­st op
he/se/dat spann­t op
wi spann­t op
ji spann­t op
se spann­t op
verleden:
ik spann op
du spann­st op
he/se/dat spann op
wi span­nen op
ji span­nen op
se span­nen op
voltooid:
ik heff op­spann­t
du hest op­spann­t
he/se/dat hett op­spann­t
wi hebbt op­spann­t
ji hebbt op­spann­t
se hebbt op­spann­t
conjunctief:
ik spann op
du spann­st op
he/se/dat spann op
wi span­nen op
ji span­nen op
se span­nen op
imperatief:
spann op!
spann­t op!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: op + spannen
Rijmwoorden
Plattmakers Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.