Uitspraak in het Plat: /pɾiːzɡɛlt/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Pries·geld
Pluralis: Pries­gel­ler n dat Pries­geld
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Literaturpries is mit en Priesgeld von 1.000 Euro verbunnen.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Pries + Geld