zelfstandig naamwoord
Afbreking: Fin·ner
Pluralis: Fin­ners m de Fin­ner
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Finner dröff dat beholen!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: finnen + -er