zelfstandig naamwoord
Afbreking: Schim·mel
Pluralis: Schim­mels m de Schim­mel
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
witt Belag ut Pilz
Nederlands:
Duits:

Etymologie:

Woord afgeleid van: schimmeln
Identieke woorden ››› Schimmel ❔︎