Uitspraak in het Plat: /aʊ̯stha͡ɐk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Aust·hark
Pluralis: Aust­har­ken f de Aust­hark
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Aust + Hark