Uitspraak in het Plat: /bəsviːməlt/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: be·swie·melt
beswiemelter beswiemeltst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik föhl mi ganz beswiemelt, wenn ik de Kant dalkiek
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Woord afgeleid van: beswiemeln