Huusdokter in het Nedersaksisch

Uitspraak in het Plat: /huːzdɔktəɾ/

zelfstandig naamwoord

Afbreking: Huus·dok·ter

Pluralis: Huusdokters m de Huusdokter

[1]

geavanceerde woordenschat

geneeskunde

Nedersaksisch:

Dokter, de von en Patschent normalerwies toeerst besöcht warrt

Nederlands:

huisarts

huisdokter

Engels:

family doctor

Duits:

Hausarzt

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Huus + Dokter

Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.