Uitspraak in het Plat: /katastɾoːˑf/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ka·tas·trooph
Pluralis: Ka­tas­tro­phen f de Ka­tas­trooph
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Stormfloot von 1962 weer en Katastrooph för Hamborg.