Uitspraak in het Plat: /ɛɪ̯vanɡɛɪ̯lɪst/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: E·van·ge·list
Pluralis: E­van­ge­lis­ten m de E­van­ge­list
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Woord afgeleid van: -ist