Uitspraak in het Plat: /sviːməlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: swie·me·lig
swiemeliger swiemeligst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik kann keen Bloot sehn, denn warr ik swiemelig.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: swiemeln + -ig