zelfstandig naamwoord
Afbreking: Black·pott
Pluralis: Black­pött m de Black­pott
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
figuratief
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Du kriggst lieks wat an’n Blackpott!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Black + Pott