bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: lu·sig
lusiger lusigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Luus + -ig