Uitspraak in het Plat: /pɔtkɔu̯kn̩/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Pott·ko·ken
Pluralis: Pott­ko­ken m de Pott­ko­ken
Pluralis: Pott­ko­kens m de Pott­ko­ken
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Willst du en Stück Pottkoken?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Pott + Koken