Uitspraak in het Plat: /uːtspɾɔːˑk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ut·spraak
Pluralis: Ut­spra­ken f de Ut­spraak
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: ut + Spraak