[1]
basiswoordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
you
Duits:
ihr
Voorbeelden:
[2]
basiswoordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[3]
basiswoordenschat
Nedersaksisch:
Voorbeelden:
[4]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
you
Voorbeelden:
[5]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
you
Duits:
Voorbeelden: