zelfstandig naamwoord
Afbreking: Knie·per
Pluralis: Knie­pers m de Knie­per
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
[3]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
Duits:
[4]
perifere woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: kniepen + -er
Identieke woorden ››› Knieper ❔︎