zelfstandig naamwoord
Afbreking: Beff·ken
Pluralis: Beff­kens n dat Beff­ken
Pluralis: Beff­kes n dat Beff­ken
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
bef
Engels:
Duits:

Etymologie:

Woord afgeleid van: -ken