Uitspraak in het Plat: /bʊtkiːˑp/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Butt·kiep
Pluralis: Butt­kie­pen f de Butt­kiep
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Woord afgeleid van: Kiep