släperig in het Nedersaksisch

Uitspraak in het Plat: /slɛːpəɾɪç/

bijvoegelijk naamwoord

Afbreking: slä·pe·rig

släperiger släperigst

[1]

kaart

geavanceerde woordenschat

Nedersaksisch:

mööd, mit ’n Wunsch to slapen

Nederlands:

slaperig

Engels:

sleepy

drowsy

slumbrous

Duits:

schläfrig

Voorbeelden:

Mi is al ganz släperig tomoot, ik gah na Bett.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Slaap + -er + -ig

Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.