zelfstandig naamwoord
Afbreking: Pix·el
Pluralis: Pix­els m de Pix­el
[1]
geavanceerde woordenschat
IT
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Bildscherm is 1.600 Pixels breet un 900 Pixels hoog.