Uitspraak in het Plat: /spɪt͡sn̩/
werkwoord
Afbreking: spit·zen
[1]
kaart kaart tonen
perifere woordenschat
actief
Nedersaksisch:
spitz maken
Nederlands:
spitsen
Engels:
sharpen
Duits:
spitzen

Werkwoordvormen:

infinitief:
spit­zen
voltooid deelwoord:
spitzt
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik spitz
du spitzt
he/se/dat spitzt
wi spitzt
ji spitzt
se spitzt
verleden:
ik spitz
du spitzt
he/se/dat spitz
wi spit­zen
ji spit­zen
se spit­zen
voltooid:
ik heff spitzt
du hest spitzt
he/se/dat hett spitzt
wi hebbt spitzt
ji hebbt spitzt
se hebbt spitzt
conjunctief:
ik spitz
du spitzt
he/se/dat spitz
wi spit­zen
ji spit­zen
se spit­zen
imperatief:
spitz!
spitzt!

Etymologie:

Woord afgeleid van: spitz

Samengesteld woorden:

anspitzen
Rijmwoorden
Plattmakers Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.