Uitspraak in het Plat: /ɡɛdʏlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: ge·dül·lig
gedülliger gedülligst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Hett dat Kind veel quengelt? — Nee, dat weer ganz gedüllig.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: gedüllen + -ig