Uitspraak in het Plat: /slɔːpluːz/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Slaap·luus
Pluralis: Slaap­lüüs f de Slaap­luus
[1]
geavanceerde woordenschat
figuratief
Nedersaksisch:
Slaapluus hebben: mööd ween
Duits:
Voorbeelden:
Wo is Harm denn? — Em hebbt de Slaaplüüs beten, he is na Bett gahn.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Slaap + Luus