zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ha·men
Pluralis: Ha­mens m de Ha­men
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nageboort (bi Deerten)
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Woord afgeleid van: Haam