zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ne·an·der·daal
Niet gebruikt het pluralis n dat Ne­an­der­daal
[1]
perifere woordenschat
is een eigennaam
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
In’t Neanderdaal is 1856 de Neanderdaler funnen worrn.

Etymologie:

Woord afgeleid van: Daal