Uitspraak in het Plat: /anɡɾiːpɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: An·grie·per
Pluralis: An­grie­pers m de An­grie­per
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: angriepen + -er