Uitspraak in het Plat: /dʏçtɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: düch·tig
düchtiger düchtigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Giff em en düchtigen Tritt in’n Moors.
[2]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:
He is en düchtigen Arbeider.

Etymologie:

Woord afgeleid van: -ig