Uitspraak in het Plat: /ha͡ɐpspɛːlɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Harp·spe·ler
Pluralis: Harp­spe­lers m de Harp­spe­ler
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Harp + Speler