zelfstandig naamwoord
Afbreking: Jä·ger
Pluralis: Jä­gers m de Jä­ger
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Jäger hett en Voss schaten.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: jagen + -er