Uitspraak in het Plat: /tuːnkɾyːpɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Tuun·krü·per
Pluralis: Tuun­krü­pers m de Tuun­krü­per
[1]
geavanceerde woordenschat
biologische species
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Tuunkrüper blifft ok in’n Winter hier.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Tuun + krupen + -er