Uitspraak in het Plat: /taʊ̯ksɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: tauk·sig
tauwksiger tauwksigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
mit braken oder wienerliche Stimm, de op un dal geiht

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: tauken + -ig