zelfstandig naamwoord
Afbreking: Wie·ser
Pluralis: Wie­sers m de Wie­ser
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:
De Wiesers seggt, dat dat Klock acht is.
[3]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: wiesen + -er
Identieke woorden ››› Wieser ❔︎